Het boek is een goed inkijkje in het burgermansgezin op een lage tree van de sociale ladder rond het jaar 1900 in een nieuwe Amsterdamse volkswijk de Pijp.

Het schetst het toppunt van somberte, miserabele uitzichtloosheid en wat een gebrek aan schoonheid, aan verheffing om dat ouderwetse woord maar eens te gebruiken. Ook laat het verhaal iets zien van de man-vrouw verhouding en opvoedingsmethode uit die tijd. Gelukkig zijn de omstandigheden in de loop van de jaren veranderd.

Wat de stijl betreft moest ik steeds aan Louis Couperus denken, impressionistisch, soms erg mooi, met goed getroffen beelden. 

Sommige stukken heb ik hardop gelezen op z’n Plat Amsterdams. Wat ontbreekt zijn de vervormingen (vergeleken met het Abn) van de klinkers. Elke buurt in Amsterdam had zo zijn eigen variatie, ik herinner me ook het hoog Haaarlemmerdijks en het Jordanees, waar ik i.v.m. een brand in eigen gebouw een jaar school ben gegaan.  
Ik herken de lelijkheid, de troosteloosheid en de verschrikkelijke armoede. 

Willemijn Slottje