Een brede marmeren gang leidt naar de trap die toegang geeft tot het lichte appartement in het achterhuis van het grote dubbele pand aan de Herengracht. Drie grote ramen bieden uitzicht op de diepe tuin, vlak achter het Huis met de Hoofden op de Keizersgracht dat momenteel verbouwd wordt. Al vanaf 1990 woont restaurator Elisabeth in dit statige pand dat het kantoor was van de verzekeringsmaatschappij De Nederlanden van 1870. Nu zijn er dertien appartementen. De tuin is voor een groot deel gemeenschappelijk zodat Elisabeth zich er op warme zomermiddagen kan terugtrekken met een boek.

Haar opleiding tot restaurator kreeg ze in Münster en later in Stuttgart. Ze wilde graag iets doen met kunst en ook met haar handen werken. Ze had geen enkele ambitie om zelf te gaan schilderen maar het vak van restaurator paste wonderwel bij haar ‘Het is’, zo vertelt ze ‘een prachtig vak. Het begint met waarnemen, bestuderen van wat je onder handen hebt. Wat tref ik aan? Je moet je materiaal leren kennen. Dan pas begin het eigenlijke werk dat vooral heel technisch is. Je hebt bijvoorbeeld kennis nodig van chemie. Ik heb voornamelijk gewerkt aan schilderijen op linnen en soms op hout. Uit verschillende tijden in zeer verschillende stijlen. Later kreeg ik ook te maken met moderne technieken waarbij de vreemdste materialen werden gebruikt. Kennis van de context is ook belangrijk.’ 
Aanvankelijk werkte ze veel voor het Historisch Museum later vrijwel uitsluitend voor het Stedelijk Museum dat toen, onder leiding van directeur Edy de Wilde, een bloeitijd doormaakte. 

In de jaren zeventig kwam Elisabeth naar Nederland met haar toenmalige echtgenoot. Toen al kwam ze graag naar Amsterdam en ontstond de diepe wens om daar ooit eens aan een gracht te komen wonen, een wens die in 1990 uitkwam. ‘Amsterdam heeft enorm veel te bieden op een relatief klein oppervlak. Er zijn zoveel boeiende musea, voorstellingen, lezingen, theater, muziek. Er is iedere avond wel iets interessants te doen. En je kunt overal op de fiets naar toe. Veel Amsterdammers beseffen niet hoe bevoorrecht ze zijn.’ 

Het is gelukkig nog steeds rustig op haar stukje van de gracht. Ook hier is in de loop der jaren veel veranderd. ‘Toen ik hier net woonden hadden we veel last van sociëteit ’t Okshoofd, een nachtclub die berucht was en in de weekenden pas om vijf uur sloot. Je kunt het zien vanuit het raam, die club was daar in de tuin van nummer 114. In de vroege ochtend maakten de mensen de nooddeuren open en zaten ze te chillen in onze tuin. We hebben processen moeten voeren om de zaak te sluiten, uiteindelijk is dat gelukt.’
Tijdens de lunchpauzes komt er nu weleens lawaai uit de omliggende kantoorpanden, maar meestal hoor je alleen de koerende duiven.
‘Wat ik vooral jammer vind is het verdwijnen van de gewone kleine winkels uit de buurt. In de Herenstraat zijn alleen nog maar dure cadeauwinkels te vinden. De slager, de groenteboer, de viswinkel, ze zijn allemaal verdwenen, ook de bloemenzaak is nu weg. Voor boodschappen moet ik naar de Westerstraat of de Haarlemmerstraat, de bakker op de hoek is er al lang niet meer.’ 

‘Ik vind het prettig om mensen te ontmoeten. StadsdorpBuurt7 biedt die mogelijkheid waar ik graag gebruik van maak, zoals via de Eetgroep, de Cultuurburen, de Leeskring. Maar ook ga ik als het kan naar de buurtborrel en de lezingen. Vaak kom ik dan dezelfde mensen tegen, aardige mensen. Na mijn pensioen ben ik vrijwilligerswerk gaan doen. Zo geef ik via het Gilde Amsterdam conversatielessen Nederlands aan buitenlanders die hun Nederlands willen oefenen. Ik geef niet echt les, we praten veel, ja ook over kunst, in het Nederlands. En sinds kort ben ik gastvouw in het Bartolotti-huis, hier vlakbij. Een heel mooi grachtenpand in de rococo-stijl. Het behoort tot de Stichting Museumhuizen en is zes dagen per week open van 10-16.00 uur (niet op vrijdag). Veel bezoekers vragen naar de beroemde bewoner van het huis, klavecinist Gustav Leonhardt die hier woonde tot aan zijn dood in 2012. Maar van hem is er maar weinig te vinden.

Elisabeth leerde Nederlands van vrienden en collega’s, door te luisteen, te observeren. Ze heeft nooit echt les gehad. ‘In het begin zei ik vrijwel niets, ik luisterde en probeerde te begrijpen waar het gesprek over ging. Daarna begon het met kleine zinnetjes, het ging steeds beter.’ Haar Nederlands is perfect, alleen als je goed luistert, hoor je nog een licht Duits accent.

‘Wat ik aantrekkelijk vind aan de buurt is de grote verscheidenheid aan bewoners. Mensen die de stad niet kennen denken vaak dat binnen de grachtengordel alleen zeer welgestelde mensen wonen. Maar je ontmoet hier allerlei mensen. De huidige huizenprijzen zorgen ervoor dat grote groepen mensen hier niet meer kunnen wonen. Het is jammer als er mensen komen die hun woning alleen als pied-à-terre gebruiken en er maar een paar weken per jaar zijn, dat bevordert de leefbaarheid van de stad niet. Amsterdam moet toch in al zijn verscheidenheid een leefbare stad blijven.’

Tekst en portretfoto: Wilco Kalbfleisch